Najaar 2016. Trump wint in de VS de presidentsverkiezingen met ongeveer de helft van de stemmen. In Nederland staat Wilders voor het gerecht. Onderzoek toont aan dat er verschillende bevolkingsgroepen bestaan die niet meer met elkaar contact hebben, elkaar niet begrijpen, in de eigen wereld trouwen, in de eigen wereld sporten en uitgaan en ook hun eigen social media er op nahouden. Nationalisme -grenzen dicht- stijgt in waardering bij de ene groep terwijl de andere groep gruwt van de spruitjeslucht. Ook de discussie over vaccinatie bij kinderen verhardt zich. De polarisatie lijkt toe te nemen, zegt men.
Is dit erg?
Nee, in eerste instantie niet; de grondwet biedt mensen de gelegenheid er een eigen mening op na te houden. Juist onze strijd tegen de Spanjaarden ging om het recht er een andere mening op na te houden.
Dat elke groep zijn eigen waarheid er op nahoudt, zelfs wanneer dat door ‘wetenschappelijk’ onderzoek wordt tegengesproken, is een groot goed. Want hoe betrouwbaar zijn de onderzoeksuitkomsten wanneer regelmatig blijkt dat onderzoekers ook hun blinde vlekken hebben.
Wat is er dan wel erg aan?
Het vraagstuk van de polarisatie draait dan ook niet om het bezitten van de juiste waarheid, want die waarheid is geregeld groepsgebonden. Zie maar de standpunten over de bonuscultuur bij bankiers -voor sommigen graaiers, voor anderen een medicijn om talent binnen boord te houden- of de opvang van vluchtelingen -zijn het mensen op zoek naar hulp of gelukzoekers?-.
De uitdaging ligt op gebieden als tolerantie en omgaan met pluriformiteit en diversiteit, kortom om samenleven met verschil. Wanneer er rond een vraagstuk veel opvattingen leven over de waarheid, hoe gaan we daar mee om? Mogen anderen er opvattingen op nahouden die afwijken van de onze? Durven we zelf positie in te nemen bij een vraagstuk en tegelijkertijd ruimte te bieden aan anderen om hun visie te geven?
Gebruikelijke reacties van mensen zijn daarbij vermijden en bestrijden.
Men vermijdt de opvattingen van anderen; soms bewust door het te negeren en veel vaker onbewust door te zorgen dat men er niet mee in aanraking komt.
Komt men er wel mee in aanraking, dan bestrijdt men het vanuit het eigen schuttersputje en komt met de eigen argumenten aanzetten. Hoe sterker de één de ander probeert te overtuigen van zijn gelijk, en dus van het ongelijk van de ander, hoe sterker de ander zich zal verdedigen.
Gelukkig wordt Nederland historisch omschreven als tolerant, dus er ligt een basis om met deze nieuwe opgave om te gaan. De eerste aanzet daartoe ligt bij iedere mens zelf, namelijk toestaan dat de ander er opvattingen op na mag houden die niet de jouwe zijn.
Waar ligt mijn grens in deze? Waar sta ik voor? Wanneer mensen er opvattingen op nahouden die verbieden dat anderen er andere opvattingen op na mogen houden of die anderen nadrukkelijk kwetsen of geweld aan doen. Dat vermijd ik niet, maar bestrijd ik!